Aan medewerkers wordt gevraagd om niet op het terrein te roken. Als zij willen roken, dan worden ze gevraagd om te roken buiten het terrein. Aan medewerkers die dienstkleding dragen wordt gevraagd om zich om te kleden voordat ze buiten het ziekenhuisterrein gaan roken. Roken in dienstkleding is niet toegestaan. De reden hiervoor is dat tabaksresten en de rookgeur in kleding achterblijft. Bovendien zou de geur van rook mensen die willen stoppen een prikkel geven, waardoor ze trek krijgen in een sigaret.
Rokers dragen nicotine en andere giftige stoffen op hun huid en in hun kleren. De gevolgen hiervan zijn onderzocht. Uit een onderzoek naar pasgeborenen op een intensive care bleek dat er in de urine van de pasgeborenen van wie de verzorger rookte nicotineresten werden gevonden. Ook vonden de onderzoekers nicotineresten op meubels en op de couveuses van dezelfde afdeling. Bekijk de animatie derdehands rook voor zorgprofessionals.
Een aantal organisaties organiseert en/of vergoedt stoppen-met-roken trainingen voor haar medewerkers. De ene keer wordt hiervoor een externe ingeschakeld, maar er is ook een voorbeeld van een organisatie die zelf een training heeft ontwikkeld. Hierbij wordt vaak de link gelegd met de Arbodienst en de bedrijfsartsen. Aan leidinggevenden wordt meegegeven medewerkers op de training te wijzen en ook via interne communicatie worden medewerkers op de training geattendeerd.
Medewerkers die willen stoppen met roken, kunnen ondersteund worden bij het stoppen. Medewerkers van een zorginstelling die mee willen doen aan het stoppen-met-rokenprogramma kunnen dit eventueel onder werktijd doen. Indien ze gebruik willen maken kunnen ze dit bijvoorbeeld aangeven bij hun leidinggevende. Voor meer informatie of advies of ondersteuning bij stoppen-met-roken, kunnen zij contact opnemen met het aanspreekpunt van het rookvrije beleid.
Ja, dat kan. De Raad van Bestuur of directie kan medewerkers verbieden om in werktijd te roken. Bron:https://www.loketgezondleven.nl/gezond-werk/gezondheidsthemas/roken-en-werk.
Zo’n rookverbod, al dan niet vastgelegd in de huisregels, maakt onderdeel uit van het Arbobeleid en betreft een regeling op het gebied van de arbeidsomstandigheden. De OR heeft op grond van artikel 27 lid 1 sub d van de Wet op de Ondernemingsraden instemmingsrecht ten aanzien van het vaststellen, wijzigen of intrekken van zo’n regeling. Wettelijke pauzes zijn geen werktijd en dus “eigen tijd” van de medewerker. Tijdens deze pauzes mag de medewerker roken. Als er een rookverbod geldt op het terrein van de instelling dan moet de medewerker het terrein verlaten voordat hij of zij mag roken.
Achtergrondinformatie:
Wetgeving op het gebied van roken is de Tabaks- en rookwarenwet. Een belangrijke regel van die wet is dat werknemers recht hebben op een rookvrije werkplek. Dat betekent dat er niet mag worden gerookt op het werk, zelfs niet als iedereen het zegt goed te vinden als er wordt gerookt. Hiermee wordt gezondheidsschade door passief roken vermeden. Het rookverbod geldt voor iedereen en geldt overal op het werk. Sinds 1 juli 2021 zijn rookruimtes verboden in openbare gebouwen (dus ook in de zorg). De werkgever is vrij om (extra) rookpauzes toe te staan. Overigens geldt voor zo’n pauzeregeling dat de OR instemmingsrecht heeft op grond van artikel 27 lid 1 onderdeel b.
Ja, dat kan. Het verbod om te roken in dienstkleding kan onderdeel uitmaken van de huisregels. Hoewel het onderwerp huisregels niet in de Wet op de ondernemingsraden (WOR) wordt genoemd worden huisregels en wijzigingen daarop meestal als een instemmingsplichtig onderwerp behandeld. Zo ook op het verbod om te roken in dienstkleding. Zo’n verbod op roken in dienstkleding, al dan niet vastgelegd in de huisregels, kan onderdeel uitmaken van het Arbobeleid en maakt dan onderdeel uit van een regeling op het gebied van de arbeidsomstandigheden. De OR heeft op grond van artikel 27 lid 1 sub d van de Wet op de Ondernemingsraden instemmingsrecht ten aanzien van het vaststellen, wijzigen of intrekken van zo’n regeling.
De tijd die de medewerker nodig heeft om zich om te kleden is onderdeel van de pauze en hoeft om die reden niet te worden gecompenseerd.
Op grond van de Arbo-wet is de werkgever verplicht werknemers een gezonde werkplek te bieden. Dit geldt echter in de relatie werkgever/werknemer. De huiselijke sfeer valt niet onder de werking van de Tabaks- en rookwarenwet. Voor huiskamers bij mensen thuis kan een werknemer op grond van de Tabaks- en rookwarenwet dus geen rookvrije werkplek afdwingen. Dat betekent dat de werkgever dit op een andere manier moet regelen, namelijk in de contractuele relatie instelling/cliënt. Bijvoorbeeld door in de zorgovereenkomst met de cliënt vast te leggen dat er niet wordt gerookt wanneer de zorgverlener er is. Daarnaast kan een werkgever eventueel rekening houden met werknemers die rookvrij willen werken, door deze bij niet- rokende cliënten te plaatsen.
In zijn algemeenheid geldt dat een werkgever niet mag discrimineren op bijvoorbeeld (verslavings)ziekte en dat de werkgever de persoonlijke levenssfeer (rookgedrag) van de werknemer dient te eerbiedigen. Slechts indien aan de vervulling van een functie bijzondere eisen op het punt van de medische geschiktheid moeten worden gesteld, kan een werkgever besluiten om bij voorkeur een niet-roker te werven.
Denkbaar is dat een instelling die cliënten met een rookverslaving behandelt er een dringend belang bij heeft dat haar medewerkers zelf ook niet roken of naar rook ruiken om het goede voorbeeld te geven en om de verslaving bij cliënten niet opnieuw te triggeren.
Roken in de privésfeer is in beginsel dus onvoldoende reden voor afwijzing van een sollicitant. Als een werkgever sollicitanten wil afwijzen op het feit dat ze roken, dan kan dat in principe alleen wanneer de functie waarop wordt gesolliciteerd dit met zich meebrengt. Dat zal een werkgever dan dienen aan te tonen.
Daarbij is het belangrijk om op te merken dat in een individueel geval het laatste woord aan de rechter is. Het kan om die reden van belang zijn om specifiek voor de eigen instelling een juridisch advies te vragen op dit punt.
Vragen over het rookgedrag van sollicitanten zijn in beginsel niet toegestaan. Dergelijke vragen worden namelijk aangemerkt als een zgn. ‘medische keuring’, zoals bedoeld in de Wet op de medische keuringen. Dat heeft tot gevolg dat zulke vragen alleen zijn toegestaan als aan de vervulling van de functie bijzondere eisen op het punt van de medische geschiktheid moeten worden gesteld. Wanneer uit het oogpunt van de bescherming en goede behandeling van cliënten/patiënten bijzondere eisen gesteld worden aan de (medische) geschiktheid van medewerkers, dan kunnen vragen over het rookgedrag dus wel geoorloofd zijn.
Daarbij is het belangrijk om op te merken dat in een individueel geval het laatste woord aan de rechter is. Het kan om die reden van belang zijn om specifiek voor de eigen instelling een juridisch advies te vragen op dit punt.
De bedrijfsarts kan het belang propageren van een gezonde leefstijl voor duurzaam werken. Er kan een kosten-batenanalyse gemaakt worden m.b.t. roken en de effecten van roken op verzuim en uitval laten zien. De bedrijfsarts kan tegelijkertijd oog hebben voor een gezonde werkplek door het Very Brief Advice (VBA) of een stopadvies te geven, een campagne mee helpen opzetten en algemene raadgever zijn voor alle aspecten die samenhangen met rookvrij maken van bedrijven.
De bedrijfsarts kan medewerkers begeleiden bij het stoppen met roken, maar het is ook mogelijk om te verwijzen naar een (externe) stoppen-met-roken-coach.
Bij kleinere organisaties wordt er meestal naar de huisarts verwezen. Voor grotere organisaties (met meer dan 16 rokers of potentiele stoppers) is het ook mogelijk om gebruik te maken van SMR-zorg, een bekend stoppen met roken programma is ‘Rookvrij! Ook jij?”. In alle gevallen gaat het dan om zorg dat vergoed wordt. De begeleiding door de bedrijfsarts wordt niet vergoed door de ziektekostenverzekering.
Nee, deze informatie valt namelijk onder de privacyregeling. Het is ook niet wenselijk. Controle op stoppen met roken (bijvoorbeeld als de werknemer nog rookt na een SMR-traject) is een taak voor alle medewerkers en leidinggevenden in het bedrijf. Vaak regelt de SMR-coach een vorm van nacontrole, bijvoorbeeld door middel van een CO-meting.
Er wordt aangeraden dat de bedrijfsarts in zijn status hierover aantekeningen maakt. De bedrijfsarts kan anoniem rapporteren hoeveel (ex-)rokers in het bedrijf aanwezig zijn, d.w.z. van de personeelsleden die de bedrijfsarts heeft gezien.
Dat is nu nog niet geregeld, maar het is de bedoeling dat dit op de website van de NVAB in de wegwijzer voor bedrijfsartsen komt.